
Vangstregulering drukt kleine vissers uit de Waddenzee
De zee deels afsluiten betekent vaak dezelfde vangst ophengelen in kleiner gebied
In de convenanten gaat het om ecologie en economie, niet om een vitale kust
Liever luisteren? Dat kan! Luister hier naar het artikel ‘Waddenkust heeft kleine vissers nodig’, geschreven en ingesproken door Waddencorrespondent Tjesse Riemersma.
‘DE VISSERIJ HIER STELT NIETS VOOR.’
Sommige eilanders zetten eens een netje uit of brengen een emmertje garnalen thuis’, vertelt Hendrik Oud (HA 6). Hij is de enige commerciële visser van Ameland. Zijn bedrijf is klein, doordeweeks werkt hij fulltime bij Rederij Wagenborg. ‘Ik vis niet iedere week’, zegt Oud. Hij hengelt naar zeebaars, raapt oesters of kokkels en zet netten uit voor harders. ‘Geregeld vanaf de dijk’, voegt hij aan het laatste toe. Dan loopt hij direct van het eiland het Wad op om zijn vistuig uit te zetten.
Wie vis voor commerciële doeleinden het land op trekt, moet dat twee uur van tevoren melden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Steekproefsgewijs controleert de instantie of de inhoud van je boot klopt met de hoeveelheid vis die je hebt opgegeven. Dat heeft een goede reden. ‘Vroeger werd er de wereld aan vis zwart verkocht’, aldus Oud.
Voor de meeste visserijbedrijven werkt de procedure zonder problemen. Voordat ze op de haven aanvaren, weten de vissers al wat ze aan vis hebben binnengehaald. Ze rapporteren dat en zien tegen de tijd dat ze bij de haven zijn of er wel of geen controleur staat. Maar voor Oud zijn de regels een keurslijf. Hij heeft, op dagen dat hij vanaf de dijk vist, geen boot bij zich. Bovendien is hij maar een uurtje het Wad op. Om aan de regels te voldoen zou hij na het vangen de NVWA moeten bellen, zijn vangst in een boot laden en twee uur bij de haven wachten op een eventuele controle.
Kleinschalige visserijen gaan gebukt onder de groeiende regeldruk op de Waddenzee. De vissers die in dit artikel aan het woord komen of die we hebben geïnterviewd voor achtergrondinformatie, geven doorgaans hetzelfde aan: voor de natuur goedbedoelde regelgeving is in de praktijk een botte bijl en onvoldoende gedetailleerd. De regels houden niet genoeg rekening met een weerbarstige praktijk. Of er zijn er simpelweg zo veel van dat een kleine ondernemer ze niet kan bijhouden.
In 2017 kocht Oud een vergunning om met net en handlijn op zeebaars te vissen. December dat jaar greep de Europese Unie echter in omdat de zeebaarsstand er in het laatste decennium flink op achteruit was gegaan. Oud verloor zijn nieuwe vergunning alweer. Dat had hij niet zien aankomen. ‘Het is soms zo onlogisch als wat. Er zijn zo verschrikkelijk veel instanties’, foetert hij door de telefoon. ‘De traditie gaat er vanzelf wel uit. De jeugd doet het niet meer en met twintig jaar ben ik weg.’ Een vuist maken lukt niet goed. ‘De kleine jongens verweren zich maar moeilijk.’
‘DAT IS HET MOOIE AAN DE WADDENZEE’,
vertelt Hans Poepjes (WON 77) uit Makkum. ‘Wanneer een deur sluit, opent er een raam.’ Poepjes vist sinds kort met fuiken op de Chinese wolhandkrab, een exoot die lange tijd als ongewenste gast werd gezien. Nu blijkt er toch een markt voor te zijn, al snapt Poepjes niet waarom. ‘Ik heb hem weleens geprobeerd. Ik dacht, als ze er zoveel voor betalen. Maar hij smaakte nergens naar.’
Poepjes heeft een bijzonder bedrijf. Alhoewel negentig procent van de omzet uit de garnalen komt, doet hij zijn best om vergunningen te hebben voor zo veel mogelijk vistechnieken. ‘Er is er niet één met meer vangstrechten dan ik’, zegt hij met een verontschuldiging voor de opschepperige toon. Al die vergunningen geven hem de mogelijkheid om wanneer er tijdelijk minder van een bepaalde soort in de Waddenzee leeft, over te stappen op andere vangst. Als hij een periode een aantal vergunningen niet gebruikt, leent hij die uit aan andere vissers.
Kleinschalige visserij laat zich moeilijk definiëren, het gaat eerder om de categorie die overblijft wanneer de rest, de pelagische of garnalenvloot, een vakje krijgt. Wat delen deze vissers dan wel? Ze werken dicht op de kust, maken kleine vangsten en gebruiken niet te dure techniek. Sommigen doen er, al dan niet uit noodzaak, andere dingen naast. Ze zijn druk met de verkoop van hun vangsten, organiseren tochten of hebben een andere baan. En de meesten onder hen vissen volgens Poepjes niet het hele jaar door op dezelfde soort, maar wisselen hun vangsten af. Daarvoor gebruiken ze verschillende technieken, waarvan veel ‘passief’: staande netten, lijnvisserij of simpelweg rapen, zoals bij de oesters.
Die verscheidenheid aan technieken geeft flexibiliteit. ‘De natuur is ermee gediend dat als er geen aanbod is van een soort, je die met rust laat.’ Ben je te veel afhankelijk van een bepaalde vangst, dan moet je volgens Poepjes meer netten inzetten en sneller varen om nog wat te verdienen, iets wat het bestand alleen maar verder schaadt.
Maar het is voor hem steeds moeilijker om die praktijk in stand te houden. Poepjes viste voorheen op zeebaars met staand want, een vistechniek waarbij netten worden uitgezet. De vangst begon zo’n tien jaar terug steeds meer tegen te vallen op zijn geijkte plekken. ‘Een teken dat het bestand daar terugloopt.’ Hij stapte over op andere soorten.
Een paar jaar later verloor hij, net als Hendrik Oud, voor langere tijd zijn rechten om op zeebaars te vissen omdat er aanscherpingen van de regels kwamen. ‘Het is in de papieren fout gegaan’, zegt hij. De overheid hield voor die maatregelen een referentieperiode aan: wie tussen 1 juli 2015 en 30 september 2016 zeebaars had aangeland, behield zijn rechten. Poepjes had er wel op gevist maar de vangst, omdat de opbrengst summier was, niet aangeland en gerapporteerd. ‘Ik moet met steeds meer regels rekening houden, dit ontglipte me.’
‘WAAROM KOMEN WE NIET TOT MAATWERK?’,
vraagt Jaap Vegter (UQ 4) zich hardop af. De Groninger visser spreekt op kalme toon, tussen de antwoorden door draait hij een shagje. Vegter is minder gelaten over de toekomst van de kleinschalige visserij dan zijn Amelander collega Oud. Hij gelooft dat kleinschalige visserij een belangrijk middel én doel moet zijn voor iedereen die een gezonde Waddenzee wil. Zelf ervoer Vegter dat dat niet vanzelfsprekend is, toen hij aan het begin van de eeuw een staandwant-vergunning kwijtraakte. In 2002 bracht de overheid het aantal vergunningen terug. Ze koos ervoor die in te nemen bij iedereen die minder dan een kwart verdiende van het minimum-inkomen voor zelfstandigen met vaste vistuigen. Vegter kwam niet boven de grens uit omdat hij ook andere vistechnieken gebruikte en bovendien andere werkzaamheden naast de visserij had, zoals belangenbehartiging.
Hij ziet het misgaan in de convenanten die er de afgelopen jaren zijn afgesloten. Grote pakketten afspraken waar natuurorganisaties, overheden en belangenbehartigers van de betreffende visserijsectoren hun handtekening onder zetten. Zo zijn er, volgens ouderwets Nederlands poldermodel, nu convenanten voor de mosselkwekers, garnalenvissers en handkokkelvisserij.
De noodzaak voor een convenant ontstaat wanneer de visserijen een nieuwe vergunning moeten aanvragen om in een beschermd Natura 2000-gebied te vissen. ‘Je weet op zo’n moment dat de natuurorganisaties bezwaar gaan maken’, aldus Vegter. Om elkaar niet bij de Raad van State te treffen, zet de overheid de betrokken partijen met elkaar om tafel voor een meerjarenakkoord, een convenant. ‘Natuurorganisaties kunnen daarna, als ze tevreden zijn, hun bezwaren intrekken’, legt hij uit. Vegter kan, door die juridische noodzaak, begrip opbrengen voor het feit dat er snel een deal moet komen. ‘Maar het lukt daardoor niemand om visionair te vernieuwen. De partijen zitten er niet vanuit een gezamenlijke behoefte, een toekomst voor natuur én visserij, maar omdat er een vergunning moet komen en er bezwaren in de lucht hangen.’
Gebiedssluiting voor visserij is een maatregel die volgens Vegter in de onderhandelingen al snel op tafel komt. ‘Niet optimaal, maar het geeft zekerheid’, hoort Vegter dan tijdens de onderhandelingen. Bij de garnalenconvenant Viswad, waar hij inhoudelijk dicht op zat, is zo besloten om 33 duizend hectare Waddenzee jaarrond te sluiten voor bodemberoerende visserij en iedere augustus een extra 16 duizend hectare te sluiten in verband met ruiende bergeenden. Natuurorganisaties hopen daarmee onder andere de groei van meerjarige mosselbanken en zeegras te bevorderen.
‘DE TREND: MINDER ONDERNEMERS, MEER KAPITAALINTENSIEVE BEDRIJVEN’
Volgens Vegter zijn de gebiedssluitingen te grofmazig. Erbinnen zijn stukken die terecht vermeden moeten worden, maar ook delen die daar te dynamisch voor zijn. ‘Je krijgt op die plekken geen mosselbank of zeegras, want bij de minste storm verschuiven er duizenden tonnen zand. En je hoort nu vissers mopperen: vergeleken met zo’n storm kan ik met mijn vistuig niets aanrichten.’ Daarbovenop is op andere plekken te weinig aandacht voor de mogelijkheden voor natuurrestoratie. ‘Je hebt in de oostelijke Waddenzee zometeen een gesloten gebied, maar ook onder Ameland kunnen kansrijke gebieden zitten.’
Zo krijg je een deel waar je als visser buiten blijft, en een ander gebied waar je zonder nadenken zoveel kunt vissen als je wilt. ‘En dat ga je dan ook doen’, waarschuwt Vegter. ‘Als je in een kleiner stuk Waddenzee genoeg wilt verdienen, dan moet je hard vissen. Het leidt tot gas geven.’
De kleine visserijbedrijven zijn er volgens Vegter bovendien de dupe van. ‘De oostelijke Waddenzee, waar gebieden dichtgaan, is niet een plek waar de grootste kotters de drukste visserij beoefenden. Het was het werkterrein van vissers die een wat kalmere manier van vissen hebben dan de gemiddelde Wieringer of Urker garnalenvisser. Maar goed, sectorbreed kun je dan zeggen: dat is goed, dan is de schade geringer omdat die vissers minder bijdragen aan de handel.’
De oesters verwatert hij thuis in de garage. Wanneer ze groot genoeg zijn, gaan ze naar de afnemers.
Volgens Vegter maken diezelfde vissers gebruik van de uitkoopregelingen. Sinds kort kunnen vissers zich in het kader van de garnalenconvenant laten uitkopen. Het Waddenfonds stelt daarvoor 10 miljoen beschikbaar. Dat is nodig, want als dezelfde hoeveelheid activiteit in een kleiner deel van de zee moet plaatsvinden, wordt het te druk. Vegter ziet het met lede ogen aan. ‘Van die regeling maken vaak de rustige of oudere vissers onder ons gebruik, die het op deze manier niet meer zien zitten of geen opvolger hebben. Zonen en dochters hebben door al het gezeur aan de keukentafel er niet echt de smaak van gekregen. Het zijn niet degenen die voor zichzelf kans zien om, met minder collega’s om zich heen, te gaan voor omzet en winst. Er is een trend ingezet naar minder ondernemers, met meer kapitaalintensieve bedrijven, die in een kleiner gebied meer gas moeten geven om rond te komen.’
Visserijbedrijven raken daardoor losgeweekt van de kustgemeenschappen waar ze voorheen een onmisbaar deel van waren. Vegter: ‘Met uitzondering van misschien Zoutkamp, Den Oever en een paar Friese havenstadjes. In de convenanten gaat het vooral om ecologie en economie, niet hoe we de kustgebieden vitaal houden en zo veel mogelijk mensen aan het werk krijgen.’
‘WE ZIEN VOORALSNOG GEEN GROTE VERANDERINGEN IN DE GESLOTEN GEBIEDEN’,
vertelt Karin Troost aan de telefoon. Sinds 2015 bestudeert ze de gebiedssluitingen voor het Wageningen Marine Research instituut. Vandaag zit ze op haar kantoor in Yerseke, Zeeland. Dat vissers het bodemleven schaden, zoals vaak gesteld, valt volgens Troost in de praktijk lastig aan te tonen. Ze verwacht op veel plekken bij gebiedssluiting geen natuurherstel op de bodem, omdat het zo dynamisch is dat garnalenvisserij erbij in het niet valt.
Dat vraagt om meer precisie in het beleid, zou je denken. Maar echt maatwerk is hier volgens Troost moeilijk. ‘Daarvoor moet je goed weten welke gebieden kwetsbaar zijn voor schade door visserij. We zijn wel bij elkaar gekomen met een groep biologen en ecologen, om te kijken waar gebiedssluitingen het meest kansrijk zijn. We kwamen er niet goed uit omdat we nog onvoldoende weten hoe de vele soorten de Waddenzee benutten.’
‘Voor maatwerk is meer onderzoek nodig, maar uiteindelijk zullen we niet alles weten’, antwoordt Troost op de vraag of het dan een kwestie is van meer kennis. Bovendien wordt dat onderzoek nog geregeld verstoord door garnalenvissers die zich niet aan de sluitingen houden en toch door een onderzoekslocatie vissen; op die manier verpesten ze de resultaten. Troost vindt de acties van die ‘cowboys’ zonde, want ze zitten de visserij zelf ook in de weg: het is lastig goed beleid te maken op halve onderzoeken.
We weten dus niet hoeveel schade de visserij veroorzaakt. Waarom zetten de natuurorganisaties dan toch in op grote aangesloten visserijvrije zones? ‘Vegter is een erg bewuste visser’, vertelt Wouter van der Heij van de Waddenvereniging aan de telefoon. ‘Hij laat zich leiden door wat het gebied hem geeft. Als andere vissers zo zouden denken, is er op allerlei manieren maatwerk mogelijk.’ Maar volgens Van der Heij steekt de praktijk anders in elkaar. ‘Er is maar een aantal vissers dat zo werkt. De meesten maken van de Waddenzee juist steeds intensiever gebruik: hogere motorvermogens, grotere schepen, meer bemanning.’
De keuze voor grote aaneengesloten delen zonder vissers is daarom deels pragmatisch. ‘Controle en handhaving is een ramp op de Waddenzee’, zegt Van der Heij. Door een heel gebied af te sluiten, en niet een tiental kleinere gebieden, is het makkelijker te handhaven wanneer er wel vissers in overtreding zijn. Maar Van der Heij vindt het ook verdedigbaar dat er delen van de Waddenzee ongerept blijven, zonder dat daar een concreet natuurdoel achter zit. Troost begrijpt de wens. ‘Kleine postzegeltjes kunnen moeilijk te controleren zijn.’ Een groter gebied heeft waarschijnlijk een grotere variatie aan leefgebieden in zich. ‘Van sommige van die leefgebieden weten we het belang nog niet, de relaties zijn onduidelijk’, vertelt Troost. Zorgen dat je alle elementen van een gebied bewaart, kan
daarom een goede keuze zijn.
‘IN HET ALGEMEEN IS DE POSITIE VAN DE OVERHEID BEGRIJPELIJK:
hoe eenduidiger het gebied, hoe makkelijker het te beheren is.’ Marloes Kraan is sociaal wetenschapper aan Wageningen Universiteit, gespecialiseerd in visserijgemeenschappen en -beleid. ‘Het is een complex dossier, met een relatief klein economisch aandeel. Bovendien heb je op de ministeries wisselende ambtenaren die zich steeds opnieuw moeten inwerken. Vissers zien graag gedetailleerder beleid.’
‘We kijken vaak vooral naar de ecologie en economie’, zegt Kraan. ‘De sociaal-economische consequenties zijn niet zo zichtbaar, die zien we later pas, wanneer er protest komt.’ Maar in dorpen als Zoutkamp en Den Helder is de visserij volgens Kraan van groot belang. ‘Ook zijn de vissers onze ogen en oren op zee, ze maken de stand van de natuur op dagelijkse basis mee. Gaan er containers overboord, dan weten zij waar die liggen.’
De overheid werkt op dit moment aan een herstelplan voor migrerende soorten. Paling en zalm zwemmen langs in- en uittrekpunten, zoals sluizen, van zout naar zoet water, en ondervinden daar last van de visserij. ‘Een visserijvrije zone hangt daar nu boven de markt’, zegt Jaap Vegter. Hij hoopt ook hier op maatwerk. ‘Er wordt zoveel gemonitord, dus er is veel mogelijk. We kunnen afspreken dat we op bepaalde plekken in de trekseizoenen niet vissen, of vissen met fuiken die enkel wolhandkrab vangen. Technisch is dat te doen, maar de ambitie om een visserijvrije zone in te stellen is groter. Zo verdwijnt er weer een niche voor de kleinschalige visserij.’
Vegter ziet de nieuwe Waddenbeheerautoriteit als een kans op verandering. Hij hoopt dat die regionale kosten-batenanalyses kan eisen voor visserijregelingen. ‘Met daarin behalve voor natuuropbrengst ook aandacht voor de langetermijneffecten op sociale cohesie, bedrijvigheid, cultuur en identiteit.’

De Waddenzee is een dynamische zee; het water spoelt er ieder getij in en uit en sleept zand en slib mee. Waar ondieptes zijn, komt het licht op de bodem en ontstaat een rijk leefklimaat voor veel dieren en planten. Vooral in rustige ondiepe zones waar op de zandige bodem een sliblaagje is neergedaald, barst het van het leven. Op deze ecotopenkaart is dat te zien aan de arcering die over de wadplaten is getekend. De oostelijke Waddenzee kent een grotere landschappelijke variatie dan het westelijke deel en dat heeft zijn weerslag op de biodiversiteit. De biomassa op wadplaten in de oostelijke Waddenzee is twee keer zo hoog als op wadplaten meer naar het westen. In de westelijke Waddenzee vinden veel meer economische activiteiten plaats. Zo wordt daar intensiever gevist, er worden mosselen gekweekt op visakkers terwijl machinaal pieren en schelpen worden gewonnen.
De ecotopenkaart is vorig jaar door Rijkswaterstaat gepubliceerd; de vorige was uit de jaren zeventig! Hij is gebaseerd op metingen en luchtfoto’s uit 2017 en 2015. Jaarlijks wordt een deel geactualiseerd.
Bron: Rijkswaterstaat, Edwin Paree, juli 2020
Bewerking kaart: Shootmedia
Met deze kaart kan je zelf kiezen uit diverse gebieden en weergaven (topografisch, National geographic, bodemsoorten etc.)
Meer lezen over de Waddenzee?
Dat kan! Tjesse Riemersma is dit jaar namelijk onze Waddencorrespondent. We kunnen hem aanstellen dankzij onze samenwerking met de Waddenacademie. Hij houdt zich heel het jaar bezig met de vraag ‘Wie is ván de zee?’, zowel in de volgende nummers als online. Volg alles van Riemersma via noorderbreedte.nl/rubriek/waddencorrespondent.
We zijn ook benieuwd wat jij graag wilt weten over het Wad. Stuur jouw opmerking of vraag naar redactie@noorderbreedte.nl.