Het fragiele resultaat van decennialang werken aan natuurherstel in het beekdal van de Drentsche Aa is in enkele jaren tijd verpest door een enorme vracht extra mest van elders.

Een halve eeuw lang hebben vier ecologen onderzocht hoe de natuur in de Drentsche Aa zich ontwikkelt. Aan het einde van hun loopbaan hebben Jan Bakker, Henk Everts, Ab Grootjans en Piet Schipper alle waarnemingen van henzelf, studenten en mede-onderzoekers gebundeld en geduid. Hun bevindingen zijn soms hoopgevend, maar er zitten ook schokkende resultaten bij.
Zoals de domper waarmee de Drentsche Aa de laatste jaren is geconfronteerd. De gemiddelde ammoniak-last in het stroom­dallandschap blijkt tussen 2015 en 2019 met zeventig procent te zijn gestegen. Boeren bouwden maar liefst negentig mestopslagen op hun landerijen in het Nationale Park. Ongeveer een derde van die opslagen heeft weinig tot niets te maken met het landbouwbedrijf ter plekke, zo ontdekten de ecologen. Overtollige mest van de bio-industrie elders is naar de kop van Drenthe gebracht in opdracht van boeren die nog ‘ruimte’ hebben in hun mestboekhouding en de uitwerpselen over hun akkers en graslanden in het nationale park uitrijden.
De laagliggende beekdalen krijgen de kwalijke afdronk daarvan te verstouwen. Waar aan de ene kant natuurbewuste boeren en natuur­beheerders hun best doen om de vervuiling met mest en gewasbeschermingsmiddelen te verminderen, blijkt de mest via collega’s die hun mestruimte exploiteren tot de rand van wat mag de beschermde beeklanden in te stromen. De shit van elders trekt zo een vuile veeg over het juist herstelde kleurenpalet van de biodiverse beeknatuur.
Ruim dertig jaar zagen wetenschappers aan de begroeiing in grote delen van het Drentsche Aa-gebied hoe de natuur zich herstelde. Dat ging weliswaar met vallen en opstaan, maar het werd langzaamaan beter – en mooier. Dat hebben ze minutieus in kaart gebracht en is terug te lezen in hun digitale rapport. Daar kun je naar believen digitaal dieper in de waarnemingen van de laatste 35 jaar duiken, doorklikken naar de herstelmaatregelen en zien wat het effect daarvan is geweest op de natuur. Op die tijdkaarten verschijnen ook de mestsilo’s op de essen en daarna kun je zien hoe de vegetatie in het lagere beekdal verruigt. Het verband van het een (mest) met het ander (teruglopende biodiversiteit) is onweerlegbaar.

Ook successen

Gelukkig is er niet alleen treurigheid te zien in dit gebundelde langjarige onderzoek. Natuurherstel heeft ook zeldzame soorten teruggebracht. De blauwe knoop herstelt zich hier en daar, klokjesgentianen laten hun helblauwe bloemen weer zien en parnassia schittert soms in het veld. Bij het Rolderdiep is het natuurherstel zelfs uitzonderlijk goed gegaan. Daar is weer blauwgrasland en kalkmoeras aangegroeid, met daarbij horende zeldzame soorten die leven bij de gratie van schoon grondwater. Op het Eexterveld is een groot areaal heischraalgrasland ontstaan, een hoog beschermd vegetatietype. De schoonheid van het landschap en diversiteit van de begroeiing stralen je daar tegemoet. Wanneer je besluit om de weinige uren met daglicht in deze winter­tijd te benutten om eropuit te trekken, kun je ook kiezen voor een wandeling rond het Siepelveen. In het dal van de Drentsche Aa nabij Schipborg valt in de weerschijn van de waterige winterzon de gloed van de oranje Beenbreek op. Terwijl je over het oude veenwater uitkijkt, ruik je iets aparts. Knijp het blad van een struik aan de water­kant tussen twee vingers en houd het onder je neus. De heerlijke geur van gagel!

Het verband van mest met teruglopende biodiversiteit is onweerlegbaar

Eeuwenlang gebruikten bewoners gagel om vlooien uit hun matras te weren. Tegenwoordig bannen we ongedierte op andere manieren uit ons leven, maar onze oren, ogen en neus blijven op zoek naar strelingen. De natuur biedt die: vogelgeluiden die je oren voeden, vergezichten die je blik tot rust laten komen, planten die met hun kleur en vorm boven het maaiveld uitpiepen en je uit je eigen denkraam trekken. Verrassend hoe de moerasspirea bij de beeklanden je even naar een ver verleden weet te voeren – hij stamt van ver voor de ijstijden. Dit is de Drentsche Aa zoals je die wilt: een weelde voor geest en lichaam.

Vallen en opstaan

Landschappen veranderen, planten en dieren schuiven in ons aardrijk op – en vaak verdwijnen ze omdat we geen plek genoeg voor ze laten. De ‘ruilverkavelingslanden’ van de laatste zestig jaar hebben dat wel heel abrupt en rigoureus gedaan. Tussen het Engels raaigras van de veeboeren groeit amper meer iets anders: groen beton is het vaak. De uitroeiing van al dat geurig en fraais is in de Drentsche Aa deels voorkomen – met dank aan de nabijheid van de stad Groningen waar biologen de bescherming van natuurwaarden op de kaart wisten te zetten en enkele bestuurders dat hebben vertaald naar beschermings­maatregelen.

Natuurherstel in het Drentsche Aa-gebied begon een halve eeuw geleden met een paar beschermde beeklandjes. Toen dat onvoldoende hielp kwamen er meer omvangrijke operaties: sloten zijn gedempt, te zwaar bemest geraakte toplagen afgegraven en grondwaterstromen hersteld. Heeft dat geholpen? In het post-Remkes tijdperk is het antwoord op die vraag belangrijk. Kun je de vieze vegen die intensieve landbouw over het schilderij van de Drentsche Aa heeft gezet weer uitwissen? Keren de diverse soorten terug als de bron van de ellende verdwijnt?
De tijdreeks laat zien dat natuurherstel een vak is van vallen en opstaan. Graslanden die vanaf de jaren negentig natuurvriendelijk beheerd zijn, blijken voor meer dan de helft op die manier niet genoeg te herstellen. Dat lukt beter als beheerders in de 21e eeuw sloten dichtmaken en het peil van het water omhoog brengen, zodat stromen schoon kwelwater uit de diepere ondergrond weer aan invloed kunnen winnen. Ook verdroging van het landschap en de vegetatie door waterwinning en afwateringssloten, komen in beeld. Herstel van het hydrologische systeem blijkt voor de natuur cruciaal.
Maar ook het succesvollere natuurherstel is kwetsbaar. De met veel moeite bereikte resultaten worden de laatste jaren teniet gedaan door de eerder genoemde mestbaden, maar ook bijvoorbeeld door plens­buien. Die regen zelf is niet zozeer het probleem, maar wel wat die met zich meesleurt van de omliggende landbouwpercelen.
De verzamelde onderzoeksresultaten vormen belangrijke input voor de provincies, die voor een omvangrijke landbouwtransitie staan en het buitengebied opnieuw moeten inrichten zodat mens, plant en dier er beter in balans komen. De cijfers en waarnemingen uit het lijvige rapport gaan specifiek over het Drentsche Aa-gebied. Maar op grond van deze bevindingen en vele aanpalende studies kunnen de vier wetenschappers ook bredere conclusies trekken over de mogelijkheden om middels natuurontwikkeling en ecosysteemdiensten de natuur in beekdalen te verbeteren. Begin volgend jaar komen ze daarom met een publicatie met bredere conclusies. We houden de Noorderbreedte-lezer aangehaakt!

Optreden nodig

Drenthe heeft met dit rapport een voorsprong op de andere provincies. De onderzoekers bewijzen welk natuurherstel in de beekdalen werkt en wat voor ingrepen nodig zijn om de resultaten te koesteren. Dat begint met een verbod op die zieke ‘mestmigratie’. Boeren van elders kieperen de afvalstoffen van hun bedrijf als het ware over de grens de Drentse natuurgebieden in. Dit moet stoppen.
Verder is het zaak om de landbouw in de gebieden bij de beschermde natuurgebieden aan te passen. De ecologen doen daarvoor in hun analyses suggesties. Neem de Kappersbult nabij Glimmen, waar het schone grondwater al decennia lang afgevangen wordt door diepe ontwateringsloten in het landbouwgebied ernaast. Ook de grondwaterwinning van het waterbedrijf doet dit bijzondere natuurgebied geen goed. Bovendien is de ammoniak-last er inmiddels hoger dan waar ook in het Drentsche Aa-gebied. De wetenschappers hebben daarvoor al vele malen tevergeefs aandacht gevraagd. De Natura 2000-wet schrijft voor dat de provincie het hydrologisch systeem zo veel mogelijk moet herstellen. Ook moet ze de ammoniak-last omlaag brengen. Maar de laatste jaren ging die zelfs omhoog! Hoe desastreus dat voor de beschermde vegetatie is, komt in het rapport van de ecologen overtuigend naar voren. Bij de hele benedenloop van de Drentsche Aa en dus ook bij de Kappersbult hangen de ecologen de Nederlandse vlag dan ook halfstok.
Het kan echt anders, zo betogen de wetenschappers. Niet alleen in de benedenloop, in het hele Drentsche Aa-gebied valt grote winst te behalen door om de beschermde beeklanden een gordel aan te leggen van vernatte landbouwgebieden. Nu wordt de natuur in het beekdal op veel plekken gebruikt om het door landbouw vervuilde water te zuiveren. Aan de waarnemingen is af te lezen dat dit ten koste gaat van de diversiteit. Vernatting van een areaal om de natuur heen kan de planten in de beschermde gebieden van die oneigenlijke taak ontlasten. Zo’n transitie naar natuurinclusieve landbouw heeft meer voordelen. Drentsche Aa-landen kunnen dan hun oude sponswerking weer oppakken en bijvoorbeeld helpen om de steeds heftiger wordende regenbuien op te vangen. Bovendien houden natte landen meer CO₂ vast. Zo kan herstel van natuurwaarden de opmaat worden naar een klimaatbestendiger landschap met een betere waterbalans.

Digitaal struinen

Afgelopen weken publiceerden we in deze rubriek storymaps van verschillende gebieden in de Drentsche Aa. We publiceren nog drie storymaps over het hele beekdal. De eerste heeft als thema schoon water, de tweede gaat over CO₂-emissie en de derde geeft de belangrijkste conclusies van de ecologen over het natuurherstel.
Niels Grootjans en Jeroen Tolsma vermaakten het lijvige rapport tot toegankelijke interactieve wandelingen. Op hun website
Landschap in Detail lees je hoe deze storymaps gemaakt zijn.