In een zoektocht naar een lokaal thema voor zijn column, struikelt Tjesse Riemersma over zijn neiging om te relativeren.

Ik doe weer een verwoede poging een onderwerp te vinden. Iets met het landschap, uiteraard, misschien iets met de Wadden of met windmolens. Natuurlijk iets in het Noorden, anders krijg ik deze column direct retour: niets voor Noorderbreedte. 

Oude notitieboekjes doorbladeren, websites van de kranten opzoeken. Op DVHN.nl lees ik dat hertenkampen toch blijven bestaan, onlangs eerdere beloftes van demissionair minister Piet Adema om het fokken met herten te verbieden. Hoe zal ik het artikel eens samenvatten? Misschien: lokale vrijwilliger is blij. Ik vind er maar weinig van. Het is geen onbelangrijke kwestie, maar ik vind er gewoon even weinig van. Eropuit dan maar? 

Hier loop ik, regenjas aan, sjaal om, want schrijven is eigenlijk gewoon wandelen met notulen. En veel Noordelijker dan Groningen-Zuid wordt het niet. Geografisch wel, maar wat ik bedoel: alles wat hier in de woonwijk gebeurt, kan doorgaan voor Noordelijk. Hier ergens verstopt zich mijn column.

Ken je het gevoel dat je een woord leest en iemand anders in dezelfde ruimte op precies hetzelfde moment precies hetzelfde woord uitspreekt? Zo voelt het als na een kleine kilometer wandelen mijn oog op een reclamebord bij de nieuw geopende Poiesz valt, met daarop een foto van de bedrijfsleider in Poiesz-colbert en Poiesz-gillet, het bovenste knoopje van zijn blouse los, zijn handen in elkaar gevouwen alsof hij een spinnetje heeft gevangen en me dat wil laten zien. ‘Welkom bij de supermarkt van het Noorden’, dicht hij me toe. Van het Noorden! Hier moet ik zijn. Aan de andere kant van het reclamebord wordt met dezelfde penetrante lokaliteit een magere varkensrollade van Nederlandse bodem aangeprezen. 100% Hollands, 50% korting. 

Ik vind het altijd maar moeilijk om deze columns te verzinnen. Het lukt me niet goed om mijn gedachten in het Noorden te houden. Ik zit met de kop in de wolken, zeggen we dan. Daar tel ik de deeltjes CO2 en methaan. Ik herinner me dat Hollandse varkens doorgaans niet van Hollands veevoer leven en hun mest niet altijd in Holland blijft. Een elektrische Volkswagen ID.6 parkeert naast de Poiesz en ik denk aan de kapotgemaakte zoutvlaktes van Bolivia, waar het lithium voor de batterijen wordt gemijnd. Niet omdat ik de eigenaar daarvoor verantwoordelijk wil houden, het komt gewoon in me op.

Vorige week vroeg collega Merel Melief zich op deze plek af of het niet een vorm van uber-relativisme is om almaar te wijzen op leed elders ter wereld. ‘Uiteindelijk blijkt toch je eigen directe omgeving het meest effect op je te hebben.’ Daar zit wat in. Ook mijn goedbedoelde pogingen om holistisch te zijn, schieten soms door in whataboutismes. Of misschien nog erger: in betekenisloosheid. Relateren wordt dan relativeren. Zoals bioloog-filosoof Donna Haraway zegt: ‘Niets is verbonden aan alles, alles is verbonden aan iets.’

Desondanks lukt het mij steeds slechter om zonder twijfel over een ‘directe omgeving’ en een ‘elders’ te spreken. Stel, Noord-Nederland was één van de plekken waar de rivieren en de akkers zoveel uitdrogen dat de oogsten mislukken. Zouden we dan ook zeggen dat onze directe omgeving het meest effect op ons heeft, of zouden we dan zoeken naar de bronnen van het lijden, waar ter wereld die zich ook bevinden? Een klimaatdiscussie zonder mondiaal perspectief is wat mij betreft het voeren niet waard, hoe moeilijk het ook is, hoe eindeloos de problemen ook zijn die je erbij kunt betrekken. Minder windmolens in Groningen raakt de wereld, meer ook. Wat lokaal is en wat ver weg, wat direct is of indirect: juist deze vragen zijn politiek geworden. 

En dus speelt mijn column zich weer ergens af tussen overal en nergens.

Even verderop, om de hoek bij de supermarkt, staat een glazenwasser op de stoep. Vanaf de begane grond besproeit hij met een telescopische wasborstel de ruiten van een appartement op de tweede verdieping. Binnenin de woning drukken twee kinderen hun hoofden tegen het raam. Ze lachen. Hij gooit nog wat sop tegen het glas. Ze springen achteruit in de gordijnen en lachen dan nog wat meer. De glazenwasser kijkt achterom naar mij. Wij lachen ook. Lokale columnist is blij.

In deze wekelijkse wisselcolumn schrijven Nb-redactieleden ombeurten over wat hen bezighoudt in en om het Noorden.